woensdag 29 november 2006

Kopstem (Sjaak)


Hij zal weer vier jaar minister president gaan spelen. Spelen, want echt geloven kan ik hem niet. Nee, over zijn uiterlijk is al veel gezegd. Dat is flauw. Je gezicht heb je. Dat kun je niet veranderen. Je kunt het wel laten veranderen, maar dat is iets anders. Waar ik op doel is zijn stem. Je stem heb je niet alleen, je gebruikt hem ook. Je laat hem resoneren in je borstkas en vrijuit stromen door je keel. Tenzij je hem afknijpt, omdat je een deel van jezelf overslaat.
Martin Luther King was een bariton met een heel eigen timbre. Zijn ‘I have a dream’ klonk tot in het zuiden van Amerika. Hij hoefde niet te roepen dat hij bezorgd was. Of dat het hem raakte. De emotie was voelbaar. Jammer dat je Van Mierlo niet meer hoort. Of Den Uyl , de vader van het land, ten tijde van de oliecrisis in 1973. Mijn eigen vader kocht een jerrycan, we hamsterden benzine in de schuur. De gordijnen gingen dicht en het licht op de snelweg doofde voor de helft. Autoloze zondagen. Crisis in het land. Ik had net de leeftijd om er iets van te begrijpen. Twaalf, voor wie het wil weten. Ik kreeg de rillingen toen Joop den Uyl zei: ‘Het wordt geen koude winter, al vriest het nog zo hard.’
Dat is emotie, zou Martha Nussbaum zeggen. Ze is een van die hedendaagse filosofen die emoties niet zien als lastpakken. Als ordeverstoorders die je bij de keel grijpen en dingen laten zeggen waar je later spijt van hebt. Emoties, volgens Nussbaum, maken zichtbaar waar je warm voor loopt. De essentie van een emotie is niet een optelsom van lichaamssignalen. Dat gebeurt, maar het is niet waar het om draait. Emoties tonen je betrokkenheid. Ze hebben een doel. Je geeft om mensen, dieren of dingen. Je wilt ervan wegrennen. Of je verheft je stem om te protesteren. Het is dat wat meetrilt bij wat je zegt. Daardoor raak je het hart van anderen. Gaat er iets meetrillen in die klankkast in je borst. I have a dream. Het wordt geen koude winter. Het klimaat verandert als we dat door laten klinken.

donderdag 23 november 2006

What else (Carin)


Nespresso….what else.
Hij blijft leuk, de Nespresso reclame met George Clooney. Een weekje Comomeer had dan ook een extra dimensie, omdat mijn bescheiden onderkomen zich recht tegenover Georges’ estate bevond. Een verrekijker ging me iets te ver, want ik doe natuurlijk niet aan celebrity watching, maar in gedachten zwaaide ik iedere dag toch eventjes en zweefde ik een beetje. Ook valt het me tegenwoordig op dat het nespressoapparaat, reeds lang in bezit van vrienden en kennissen, nu ineens een stuk aantrekkelijker is. Deed ik het eerst af als een vorm van Prada totalitarisme, dat apparaat doet nu een appel op mijn zintuigen, vooral in combinatie met de exotische geuren die het verspreidt. En dat allemaal dankzij George.
Wat is het aan George en waarom?
Is het zijn kin? Zijn status als celebrity? Of appelleert hij aan iets dat in mij huist. Is hij misschien mijn gesublimeerd verlangen?
Als het zijn kin is, dan kan het niet anders dan dat ik biologisch geconditioneerd ben. Hoe geprononceerder, dat wil zeggen, hoe mannelijker de kin, hoe groter de viriliteit van de man, dus hoe groter de kans op procreatie. Toch kan ik me niet voorstellen dat ik de Habsburgse kin erg uitnodigend had gevonden. De uitgesproken kin is echter geen garantie voor een rustige relatie waarbinnen kinderen evenwichtig kunnen opgroeien. Een man met minder uitgesproken kin is daar beter voor geschikt. Dus als ik een duurzame relatie zou willen, dan lijkt George niet echt het ideale type.
Maar ja, vooralsnog is George mijn uitgangspunt en niet de mogelijkheid van een relatie.
Dus is het zijn beroemde tronie, die mij verlicht? Sterren stralen en daar word je een beetje blij van. Dus in de buurt zijn van een ster verlicht mij ook een beetje. Bovendien hangt de glans van uniciteit om hem heen. Hoe zeldzamer een object, hoe aantrekkelijker en hoe hoger de prijs. De huizenprijzen rondom zijn estate zijn dan ook razendsnel gestegen sinds zijn aanwezigheid. De vraag is echter of uniciteit nog wel een rol van enig belang speelt, aangezien iedereen tegenwoordig zijn of haar ‘fifteen minutes of fame’ kan hebben. En daarmee de status van een celebrity kan verwerven. Het stardom is dan ook aan inflatie onderhevig. Sterker nog, iedereen kan van zichzelf een ‘brand’ of merk maken. De verschillende soorten media lenen zich daar uitstekend voor en dagen daartoe uit. George geeft slechts het goede voorbeeld.
Is George dan mijn gesublimeerd verlangen?
George doet een appel op mijn verbeelding, zoveel is inmiddels wel duidelijk. Een ervaring heet subliem te zijn als gevaar, beter, angst voor gevaar samen komt met een gevoel van nietigheid, althans zo werd het sublieme door Immanuel Kant geïntroduceerd. Het begrip staat sindsdien symbool voor de Romantiek. De sublieme ervaring leidt niet tot catharsis, maar tot onbehagen. Mijn verlangen zou daarmee onbehagelijk zijn.
Misschien is subliem ook wel mijn verbeelding die zich het onvoorstelbare voorstelt en daarmee een andere, immateriële, misschien wel goddelijke ervaring bewerkstelligt? Bang ben ik niet voor George, hij is tenslotte niet in de buurt. Maar George als God had ik mij nog niet gedacht. Eng, de gedachte, inderdaad. Is mijn verlangen dan nu beteugeld? Wat als George er niet zou zijn? Misschien moet ik toch nog eens goed kijken naar die kin. Een kin van goddelijke proporties. What else…

vrijdag 10 november 2006

Draaideur (Sjaak)

Mijn eerste draaideur heb ik bij de V en D in Middelburg genomen. Ik zal een jaar of zeven zijn geweest. Ik vroeg me altijd af wat er met de zwarte borstels zou gebeuren die hun stoffige haren lieten hangen in de draairichting van de deur, als ik de andere kant op zou duwen. Ik heb het nooit gedaan. Je leert dat dat niet hoort. Zoals je veel dingen leert te gebruiken. Meestal gaat dat goed.
Tot er bij de Zeeuwse bibliotheek een imposante draaideur werd gemonteerd. Met mijn armen en hoofd vol boeken verliet ik het gebouw. Ik herinner me nog levendig het moment dat ik met mijn neus voluit tegen het glas opbotste. Omdat ik dacht dat ik al uit kon stappen. Het draaideursegment werd niet begrensd door het vertrouwde notenhout van de V en D uitgang. Waarschijnlijk had een moderne architect glas aanbevolen.
Eigenlijk vertel ik het verkeerd. Het kan niet zo zijn dat ik me herinner tegen het glas op te knallen. Ik kreeg plotseling een dreun tegen mijn neus en ik schrok me rot. Een tel later bedacht ik: er zit hier een ruit. Je zou kunnen zeggen dat ik mijn directe ervaring reconstrueerde. Dat ik een verklaring maakte voor wat me overkwam.
Op dit moment komt Immanuel Kant (1724-1804) in beeld. Hij dacht diep na over de aard van de werkelijkheid en kwam tot de conclusie dat we de dingen zoals ze zijn, nooit kunnen kennen. We weten niet of ze bestaan.
Zoiets zeg ik niet zomaar op een verjaardagsfeestje. Het roept de hoon op van pragmatisch ingestelde feestgangers. Natuurlijk bestaat de werkelijkheid, roepen ze in koor. Wie dat ontkent stoot zijn hoofd. En dat had ik al gedaan.
Maar ik moet Kant gelijk geven. Het enige dat we met zekerheid vast kunnen stellen is dat we een kennend subject zijn. Kants kenvermogen is strikt rationeel, en daar zet ik mijn vraagtekens bij. Maar goed, het uitgangspunt van Kant was nobel. In zijn tijd werd er heel wat geleuterd over zaken waarvan de waarheid niet is vast te stellen. Volgens Kant kan het bestaan van God niet op die manier worden aangetoond. Je gelooft het of niet. Dat wat voorbij gaat aan onze ervaring is niet wetenschappelijk vast te stellen. De enig kenbare wereld is die van de verschijnselen: de fenomenale wereld. De wereld daarachter noemde hij de noumenale wereld. Deze kan geen onderwerp zijn van onze ervaring. Wat er gebeurt als we de draaideur van dit eindige bestaan verlaten, valt niet met zekerheid vast te stellen. Kant was een diep gelovig man, met zijn opvattingen ontkende hij dan ook niet het bestaan van een hogere werkelijkheid. Hij wees erop dat we onze neus stoten als we erin door proberen te dringen. Eenvoudigweg omdat ons kenapparaat er niet toe in staat is.
Met een pleister op mijn neus verliet ik de bibliotheek. Het was vaker gebeurd die week. Daardoor voelde ik me minder dom. Nu hebben ze op het glas de openingstijden geplakt, bij wijze van vogelsticker. Voor het geval filosofen vergeten dat draaideuren bestaan. Het gaat er blijkbaar om dat we allemaal dezelfde kant opdraaien.