vrijdag 10 november 2006

Draaideur (Sjaak)

Mijn eerste draaideur heb ik bij de V en D in Middelburg genomen. Ik zal een jaar of zeven zijn geweest. Ik vroeg me altijd af wat er met de zwarte borstels zou gebeuren die hun stoffige haren lieten hangen in de draairichting van de deur, als ik de andere kant op zou duwen. Ik heb het nooit gedaan. Je leert dat dat niet hoort. Zoals je veel dingen leert te gebruiken. Meestal gaat dat goed.
Tot er bij de Zeeuwse bibliotheek een imposante draaideur werd gemonteerd. Met mijn armen en hoofd vol boeken verliet ik het gebouw. Ik herinner me nog levendig het moment dat ik met mijn neus voluit tegen het glas opbotste. Omdat ik dacht dat ik al uit kon stappen. Het draaideursegment werd niet begrensd door het vertrouwde notenhout van de V en D uitgang. Waarschijnlijk had een moderne architect glas aanbevolen.
Eigenlijk vertel ik het verkeerd. Het kan niet zo zijn dat ik me herinner tegen het glas op te knallen. Ik kreeg plotseling een dreun tegen mijn neus en ik schrok me rot. Een tel later bedacht ik: er zit hier een ruit. Je zou kunnen zeggen dat ik mijn directe ervaring reconstrueerde. Dat ik een verklaring maakte voor wat me overkwam.
Op dit moment komt Immanuel Kant (1724-1804) in beeld. Hij dacht diep na over de aard van de werkelijkheid en kwam tot de conclusie dat we de dingen zoals ze zijn, nooit kunnen kennen. We weten niet of ze bestaan.
Zoiets zeg ik niet zomaar op een verjaardagsfeestje. Het roept de hoon op van pragmatisch ingestelde feestgangers. Natuurlijk bestaat de werkelijkheid, roepen ze in koor. Wie dat ontkent stoot zijn hoofd. En dat had ik al gedaan.
Maar ik moet Kant gelijk geven. Het enige dat we met zekerheid vast kunnen stellen is dat we een kennend subject zijn. Kants kenvermogen is strikt rationeel, en daar zet ik mijn vraagtekens bij. Maar goed, het uitgangspunt van Kant was nobel. In zijn tijd werd er heel wat geleuterd over zaken waarvan de waarheid niet is vast te stellen. Volgens Kant kan het bestaan van God niet op die manier worden aangetoond. Je gelooft het of niet. Dat wat voorbij gaat aan onze ervaring is niet wetenschappelijk vast te stellen. De enig kenbare wereld is die van de verschijnselen: de fenomenale wereld. De wereld daarachter noemde hij de noumenale wereld. Deze kan geen onderwerp zijn van onze ervaring. Wat er gebeurt als we de draaideur van dit eindige bestaan verlaten, valt niet met zekerheid vast te stellen. Kant was een diep gelovig man, met zijn opvattingen ontkende hij dan ook niet het bestaan van een hogere werkelijkheid. Hij wees erop dat we onze neus stoten als we erin door proberen te dringen. Eenvoudigweg omdat ons kenapparaat er niet toe in staat is.
Met een pleister op mijn neus verliet ik de bibliotheek. Het was vaker gebeurd die week. Daardoor voelde ik me minder dom. Nu hebben ze op het glas de openingstijden geplakt, bij wijze van vogelsticker. Voor het geval filosofen vergeten dat draaideuren bestaan. Het gaat er blijkbaar om dat we allemaal dezelfde kant opdraaien.