maandag 23 oktober 2006

Zilvergrijze bakken in lommerrijk groen (Carin)


Alles went.
Behalve de gegalvaniseerde vuilnisbakken voorzien van blauwe vuilniszak in het Museumpark in Rotterdam. De vuilnisbakken veroorzaken pijn en roepen weerstand op vanaf het moment dat ze zijn geplaatst. Pijn doen ze aan mijn ogen en de weerstand is fysiek. Ik ben tegenwoordig blij als ik het park weer uit ben.
Maar misschien is dat nu juist de bedoeling.
Hoe anders was dat toen ik in Rotterdam kwam wonen. Nabij het Museumpark.
Het park was een aangename sfeervolle plek, statig de populierenlaan, onderstreept door de dichter J.H. Leopold, wiens plaquette daar was aangebracht. Prachtig de rozenperken, en aangenaam de rozentuin, waar iedere zomer prikkelende evenementen plaatsvonden. Aangepast aan - en geschikt voor de plek, maar helaas ongeschikt voor het gras en daarom op last van hogerhand verdwenen.
Het Museumpark was een bekende plek voor ´cruising animals´, daarom moest je er na 7 uur ’s avonds niet zijn. Ook zwervers vonden er domicilie, meestal onder de brug richting Kunsthal. Minder aangenaam, maar toch zeker niet bedreigend. De ‘animals’ noch de zwervers bekommerden zich om gebruikers van het park en zeker niet om hun eigen afval.
Ze zijn nu het park uitgeveegd, maar ik kom er nog steeds niet na 7 uur ’s avonds.
Natuurlijk, er stonden vuilnisbakken, onopvallend, maar absoluut afdoende voor de rommel van bezoekers op een mooie doordeweekse dag. De schoonmaakploegen hadden op maandagochtend na zomerse evenementen en een heel mooi weekend, altijd wat extra werk te doen, maar toch.
Die nieuwe vuilnisbakken bieden echter niet de uitkomst die ze hadden moeten brengen, namelijk een schoon en vlekkeloos Museumpark, en minder werk voor de plantsoenendienst.
J.H. Leopold is weg, verwijderd, want die bronzen plaquette paste natuurlijk niet naast die zilvergrijze vuilnisbakken. En er ligt evengoed rommel en rotzooi in het park. Sterker nog, naast die gruwelijke bakken. Misschien wel doelbewust daar neergegooid.
Ik ervaar het als een stil protest en zie die rotzooi met genoegen, net als de graffiti waar de bakken mee worden ondergespoten. De bakken springen nu tenminste schreeuwend in het oog, wat nog altijd beter is dan die pijnlijke esthetiek, temidden van die prachtige rozen en machtige populieren.
Wat is toch de reden dat mooie met zorg en aandacht ontwikkelde vuilnisbakken moeten verdwijnen, omwille van pragmatische redenen? Alsof grote, lelijke bakken mensen wel dwingen hun rotzooi weg te gooien? Wat zijn dat voor absolutistische maatregelen, die, alles wat op ooghoogte mooi en aangenaam is, naar de spreekwoordelijke vuilnisbak doen verwijzen? Waarom kan de overheid niet inspelen op wat gebeurt en daar een subtiel, menselijk antwoord op verzinnen? En in dit geval alles bij het oude laten?
Irrationele en gezagsondermijnende elementen dienen te worden bestreden, zoveel is duidelijk. Het antwoord dat daarop wordt gevonden is lelijk en grof, betuttelend en repressief. Kan het niet anders?
Het is interessant in dit verband te kijken naar Plato en zijn vermeende afkeer van poëzie in relatie tot de staat.(1)
Ben Schomakers schrijft in het nawoord van Over poëzie van Aristoteles, dat Plato vooral ingenomen was met zelfbeheerst gedrag. (2, 142) Hij beschouwde dat als het oorspronkelijke voorbeeld van de poëzie. Dit stond in scherp contrast met de vaak wraaklustige, emotionele uitbarstingen die de tragediedichters hanteerden. Deze vorm van poëzie bedreigde in Plato’s ogen het goede leven en de toen broze democratische staat. Schomakers stelt dat dit een ethische, of ook wel antropologische vrees genoemd kan worden. (143) Vrees voor - en bedreiging door diezelfde mens. De menselijke paradox. De mens is bang van zichzelf. Hij handelt namelijk niet per definitie zelfbeheerst. En toch wordt dat van hem verwacht en desnoods afgedwongen.
Ik hoop echter dat de bezoekers van het Museumpark zich niet laten dwingen in een format van gegalvaniseerde vuilnisbakken.
Leopold dichtte

Ik scheide
Onverstand was allerwegen
Van al mijn parels werd niet één geregen
De dwazen!
Honderd dingen nooit beseft
En nooit bereikt
Zijn in mij doodgezwegen (3)

Mij krijgen ze niet uit het park. Ik loop er tegenwoordig weer glimlachend rond. Streetart. Daar is niet tegen op te boksen. Het park biedt een nieuwe niche.

3. De bronzen plaquette van Leopold, voorzien van dit gedicht bevindt zich tegenwoordig bij het Erasmiaans Gymnasium. Onopvallend tegenover een bakstenen muur. Ik ben benieuwd hoeveel scholieren dit gedicht hebben opgemerkt.