zaterdag 10 november 2007

Luchtbruggen (Sjaak)


Wie is wereldwijd de meest bekende filosoof? U denkt natuurlijk aan Plato of Aristoteles. Mis. Het is zeker waar dat deze oude Grieken hun stempel hebben gedrukt op het westerse denken. Aristoteles staat nog steeds boven aan het lijstje van de meest geciteerde filosofen. En ooit is beweerd dat de filosofie niet meer is dan een voetnoot bij Plato. De wieg van de Westerse filosofie staat in Athene, volgens deze opvatting.
Maar dan vergeten we de Chinezen. Een miljard medebewoners waar we weinig van horen. Vraag hen naar een bekende filosoof, en ze antwoorden allemaal (verplicht) hetzelfde. En de Russen, die met gemengde gevoelens aan hem terugdenken. Weet u het al?

Karl Heinrich Marx (1818-1883) schrijft rond 1870 Das Kapital. Een studie over de politieke economie, met als doel de maatschappij te veranderen. ‘De filosofen hebben de wereld tot nog toe alleen verschillend geïnterpreteerd, het komt er echter op aan haar te veranderen’, is een bekende uitspraak van Marx. Zijn filosofische denkbeelden hebben hele generaties meegesleurd in een sociaal experiment. De gevolgen zijn bekend. En nog steeds voelbaar als we volgend jaar – met gepaste schaamte- naar de Olympische Spelen kijken.
Laat niemand meer beweren dat filosofie een vrijblijvend spel is van intellectuelen. Als de 20e eeuw iets heeft opgeleverd, dan is het wel dat de utopie van een heilstaat een illusie is. Met Marx kun je tegenwoordig niet meer aankomen. Ik ga hem zeker niet aanprijzen. Behalve zijn opvattingen over ‘vervreemding’. Die vind ik nog steeds heel actueel. Pijnlijk actueel.

Zo ben ik als docent drama en communicatie, het slachtoffer geworden van de filosofen van ‘het nieuwe leren’. Een ware revolutie heeft stilletjes plaatsgevonden in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Docenten zijn er niet meer om hun leerlingen te verheffen tot een hoger kennisniveau. Om bruggen te bouwen tussen mens en beroep. Om situaties te scheppen waarin ter plekke nieuwe vaardigheden worden geoefend. Zoiets heb ik 17 jaar mogen doen. Ik mocht spannende lessen ontwerpen waarin leerlingen zicht ontwikkelden op hun eigen gedrag. Studenten gingen met knikkende knieën het expressielokaal binnen en kwamen er verrijkt weer uit. Dat heb ik nooit gezien als mijn verdienste. Leren doet iedereen namelijk zelf. Maar wel had ik de vrijheid om een omgeving te scheppen waarin studenten met blosjes op de wangen konden leren. Ik gaf het kader aan, de pijlers van een vak. De linken legden ze dan zelf.

Binnen het nieuwe ‘competentiegericht-leren’ ben ik vooral bezig om uit te leggen wat er bedoeld wordt met de schriftelijke projectopdrachten. Dat heet coaching, volgens de onderwijskundigen. De docent wordt een trainer, was de belofte. Maar in de praktijk voer ik opdrachten uit waar ik niet achter sta. Het onderwijs is geen ontmoeting meer. De docent is een ambtenaar geworden. Bij ieder verslag horen nu vijf handtekeningen. Hij is vervreemd van zijn lessen. Marx riep het al. Volgens zijn idealen waren arbeiders kunstenaars. Zij verwerkelijkten zichzelf door te arbeiden. Dat gebeurt alleen als je iets van je zelf herkent in je werk. Als het werk van jou is. Vorige maand heb ik ontslag genomen. Omdat ik mezelf verloor.

Afgelopen zomer fietste ik op een bloedhete dag onder het viaduct van Millau door, de hoogste hangbrug van Europa. Hoe zou het zijn als je daar aan hebt meegewerkt, vroeg ik me af. ‘Kijk jongen, die bouten heeft opa nog aangedraaid. Als ik dat niet had gedaan, stond deze brug hier niet’. Dat gevoel. Ik vraag me af wanneer bouwvakkers volgens ‘het nieuwe leren’ worden opgeleid. Luchtkastelen van onderwijsfilosofen. Ik hoop dat dit een brug te ver blijft.