woensdag 17 oktober 2007

Robothonden (Sjaak)


In de 17e eeuw was hond-zijn een zwaar leven. Volgens Descartes en een aantal andere filosofen konden dieren namelijk geen pijn voelen. Dieren hadden immers geen ziel. Ze werden vergeleken met machines. Dus nagelde men een hond aan vier poten op een plank en sneed hem open, om de werking te doorgronden. Het gekrijs werd gezien als een louter mechanisch verschijnsel. Vergelijkbaar met het piepen van een deur. In zekere zin zagen zeventiende-eeuwers geen verschil tussen levende dieren en opwindbeesten.
Ook het lichaam van een mens werd opgevat als een ding. Een mechaniek dat in beweging werd gezet door de menselijke geest. Een mens bestond volgens de tweedeling van Descartes eenvoudigweg uit twee dingen. Een lichaam dat ruimte inneemt en een denkend ding. Dat laatste was moeilijk te beschrijven. Het functioneerde zoals een machine, maar toch heel anders. Het was niet vast te pakken en voor niemand zichtbaar. Enkel kenbaar voor de naar binnen gekeerde blik van de eigenaar.
Volgens deze denkwijze wordt de geest voorgesteld als een ‘ spook in een machine’ . Een vaag verschijnsel, verborgen in een goed functionerend mechaniek. Dat over dat spook heb ik niet zelf verzonnen, maar is een aanduiding van de bewustzijnsfilosoof Gylbert Ryle. Hij bekritiseert de manier waarop er sinds Descartes over lichaam en geest wordt gesproken. Psychische processen worden aangeduid met woorden uit de gereedschapskist van een fietsenmaker. En dat gaat niet samen, volgens Ryle. Iemands denken, voelen en doelbewust handelen kan niet uitsluitend beschreven worden in de taal van de fysica en de chemie. De geest, het bewustzijn of zo u wilt ‘ de ziel’ , is van een fundamenteel andere orde dan een uurwerk.
Bij robot makers hoef je daar niet mee aan te komen. Zij zijn net als Descartes en zijn tijdgenoten geobsedeerd door mechanieken. Over honden echter denken ze precies het tegendeel. Descartes zag in levende honden niet meer dan een zielloos mechanisme. De makers van de robothond Aibo, weten maar al te goed dat het kunstdier vertederende gevoelens oproept. De eigenaar gaat denken dat het ding echt leeft. Dat er een unieke geest schuilt in zijn kunststof kop.Onlangs promoveerde David Levy op dit onderwerp. Bewustzijn, emoties en persoonlijkheid zijn zo te simuleren dat ze niet van echt zijn te onderscheiden. Als iemand zich gedraagt als een levend wezen, nemen we aan dat het bewustzijn kent. Zo kijken we naar de buren (ze zullen wel iets denken) maar ook naar robots. Over niet al te lange tijd zijn robots uiterlijk niet meer van mensen te onderscheiden. Huid, haar, spieren, stem en andere onderdelen kunnen perfect worden nagemaakt. Mensen zullen verliefd worden op robots. Seks hebben met robots. Vrijen is in feite een intellectuele bezigheid en robots zullen zo geprogrammeerd kunnen worden dat ze leren om die te perfectioneren, aldus Levy. Je hoeft maar een vibrerende ring in te bouwen en je hebt een seksrobot.
Nu ben ik nog nooit een vrouw tegengekomen met een dergelijk intiem mechaniek. Maar dat kan aan mij liggen. Mannen opgepast dus: als je iets voelt trillen in de vrouwelijke onderbuik, vraag je dan af met wie je te maken hebt. Mogelijk is dat blondje een robot. Een soort opwindbeest. Net als je hond. Dat laatste wisten ze drie eeuwen geleden al.