maandag 24 september 2007

Niets (Sjaak)


In een vorig leven trad ik af en toe op als inval leerkracht in het basisonderwijs. Als de vaste leerkracht een bruiloft had, huurde de school een look-a-like. Geen echte meester, volgens de klas. Een eendagsvlieg. Met aardige klassen had ik een dag lol. Met muitende groepen een dag ruzie.
‘ Nee, Meester, ik deed niets!’ , riep er dan weer een, met gespeelde verbazing. Ik had mijn antwoord ingestudeerd. ‘ Daarvoor zit je niet op school’ , kaatste ik steevast terug. ‘ Niet om niets te doen.’
Vreemde meester, zag je ze denken. Niet helemaal serieus. Nooit wisten ze iets terug te zeggen. Met een knipoog haalde ik het eind van de dag. De bel was een verlossing. Morgen is alles weer gewoon.

Goed beschouwd, vatte ik die halve zin bewust verkeerd op. De belhamel bedoelde natuurlijk: Ik deed niet iets verkeerd. Een enkele keer stelde ik argeloos de vraag of het wel mogelijk is om niets te doen? Soms prikkelde dat hun gedachten. We kwamen er op dat je altijd wel iets doet. Al is het maar ademen. Filosoferen vonden ze meestal leuker dan rekenen.

Voor diepe denkers is het begrip ‘ niets’ problematisch. Voor je het weet heb je het concept ingeperkt. Als het we het bijvoorbeeld als het tegendeel van ‘ alles’ aanduiden, verliest het zijn absolute karakter. Niets wordt dan al gauw opgevat als niet-iets.
Zo wordt Aristoteles verweten dat hij het begrip ‘ niets’ ten onrechte inperkte. Als we ‘ niets’ als onderdeel zien van een logische reeks, zoals het rijtje: niets, ontkiemen, groeien, rijpheid, verval, en uiteindelijk: weer niets, hebben we het dan nog wel over niets? Het absolute niets kan onmogelijk het vermogen hebben tot groei. Hoe kan daar iets uit voortkomen? Niets heeft immers geen eigenschappen.
Het absolute niets, de totale afwezigheid van ieder concept, valt als begrip niet in te passen. In die zin is ‘ het niets’ een buitenbeentje. Het ontregelt.

Sommige filosofen spreken (heel handig) van een grensbegrip. Een denk-horizon die, net als de einder, nooit bereikt kan worden. Een voortdurende wijkende achtergrond, waar het denken geen grip op heeft. Meer valt er niet over te zeggen. Door het te beschrijven, verdwijnt het. Denken aan absoluut niets is onmogelijk.

Vorige maand is de slimste papegaai ter wereld overleden. Hij had de intelligentie van vijfjarig kind, schreef de krant. Alex kende meer dan honderd voorwerpen, kleuren, vormen en materialen. Hij kletste niet zomaar iemand na, zoals zijn soortgenoten. Alex combineerde begrippen met elkaar. Hij kon zelfs het bestaan van het getal nul doorgronden. Ik vroeg me af, hoe je een papegaai zoiets leert. Hoe maak je dat begrip zichtbaar? Misschien door het telraam weg te halen? ‘Kijk Alex, dit bedoelen we met nul’ .
Maar toch, het blijft fascinerend wat er in dat papegaaienhoofd (papegaaienkop vind ik niet gepast bij zoveel geleerdheid) omgaat. Zou Alex mogelijk een begrip hebben, van iets waar filosofen hun tanden op stuk bijten? Zou Alex in staat zijn om niets te denken? Helemaal absoluut niets? Niks. Noppes. Nada. En zelfs dat niet.

Weg dat telraam. Bij deze invalmeester leer je niets. ‘ Ik deed niets, meester.’
Goed zo, Alex. Jij wordt later geen doorsnee papegaai. Jij wordt filosoof. Die doen daar heel lang over. Over denken aan niets.