donderdag 26 april 2007

Klerenpolitie (Carin)


Het weer is ongekend mooi. Ook in Iran, las ik gisteren in de krant. De klerenpolitie is daar actief en heeft 278 vrouwen opgepakt die zich niet fatsoenlijk hebben gekleed. Nog eens 3548 vrouwen kregen een waarschuwing of ‘islamitische raad’. De opgepakte vrouwen dragen geen van allen een Burka. Hier, in Nederland leven we half april en nu al lopen we er bij alsof het hoog zomer is. Half maart ronkte Martin Bril reeds over rokjesdag. Een dag trouwens die zich bij mij nog niet heeft aangediend, want met het mooie weer komen ook allemaal vragen op die misschien terug te voeren zijn op één prangende vraag: kan het (nog)? En dan bedoel ik dat korte rokje, die frêle schoentjes of dat spannende jurkje. De zon en de warmte doen verlangen naar vrijheid en luchtigheid, vrouwelijkheid dus, maar de conventies, vooral ook die ik mijzelf heb opgelegd, doen mij in de zomer langer en kritischer voor de spiegel staan dan ik in de herfst en de winter gewoon ben.
Is het erg warm, dan luistert de stof die ik draag erg nauw, want mijn oksels zijn niet gebotoxt. Vraagt de temperatuur om een rok, dan is de eerste zorg mijn benen. En wil ik mooie open schoenen aan dan is dat maar voor heel eventjes, ze zijn absoluut niet geschikt voor een staande receptie. Terwijl de meeste schoenen toch juist daarvoor zijn aangeschaft. Opgezette, pijnlijke voeten zijn niet bepaald sierlijk, sterker nog, zulke voeten in met zorg uitgekozen schoenen maken de draagster meelijwekkend. Dat geldt trouwens ook voor een te blote of te strakke jurk. Hoe creëer ik desondanks een optimaal zomers, liefst spetterend effect, als de moed eigenlijk reeds bij het begin van de lente in de schoenen ligt.
En toch. Alles is relatief, bedacht ik vorige week, toen ik midden in de stad, in de hitte een vrouw aantrof met een Burka. En nu zie ik de foto van die zedenpolitie in Iran. Ontbreekt het hen, de agentes, aan verbeelding? Het lijkt me verschrikkelijk zo’n ding te dragen, niet alleen is een extra laken over de kleren erg benauwd, ook de wind nooit eens door de haren voelen en jezelf altijd in het openbaar verstopt weten? Nee, ik moet er niet aan denken. Maar wat weet ik er eigenlijk van, hoe het is een Burka te dragen? Niets. Misschien nemen Burkadraagsters de conventies op de hak en zijn zij werkelijk vrij en dragen zij niets onder dat laken en voelen zo de wind door de stof op hun lichaam. Het zou mooi zijn, niets zo belangrijk als de verbeelding, vond de filosoof Kant. Bovendien ging hij er van uit dat de mens een redelijk wezen is dat moreel handelt op basis van een universele wet die voor alle mensen geldt. Moreel relativisme wijst hij af, omdat dit afbreuk doet aan de vrijheid van het individu. De mens stelt zichzelf dan ook de wet en wordt in Kants visie niet beperkt door een nastrevenswaardig voorbeeld. Als dat zo is, waarom zit ik dan vanaf Rokjesdag in een enorm harnas, terwijl de draagster van een Burka zich misschien volkomen vrij waant. Niets is leuker dan verstoppertje spelen. Daar hoort alleen wel bij dat je na verloop van tijd wordt gevonden. Het gevaar schuilt in de anticlimax: verraad aan jezelf.