zondag 11 februari 2007

Twijfel (Carin)

Ik twijfel, nu ik wil schrijven over twijfel. Ik twijfel, omdat ik mij afvraag of ik iets zinnigs heb te zeggen over twijfel. De reden dat ik er toch over begin is omdat ik natuurlijk ergens over twijfel. En ik weet ook niet of ik precies weet waarover dan wel, eerder ben ik gefascineerd door het waarom van twijfel en hoe dat exact doorwerkt in het dagelijks bestaan. Twijfel is een zuur dat zich inbrandt en opvreet wat het tegenkomt, net zolang tot alle fundamenten lijken te zijn weggenomen. En dan?
Zeker en onbetwijfelbaar is mijn dagelijks bestaan en zijn de dingen om mij heen, waartoe ik mij verhoud, misschien omdat ze nuttig zijn, of omdat ik ze mooi vind en de moeite waard.
Ik twijfel dus niet aan het bestaan van een werkelijkheid buiten mij, waarvan de filosoof René Descartes zich afvroeg of die werkelijkheid, daadwerkelijk bestaat. Of die werkelijkheid niet een idee is, een constructie van de geest. Het enige dat zeker is, constateerde hij, is, ‘ik denk’ en daarmee fundeerde Descartes zijn bestaan. Een andere zekerheid vond Descartes in het bestaan van God, die hij beschouwde als grondvest van zijn wereldbeeld. Met God als grondvest, legitimeerde en fundeerde Descartes zijn wereldbeeld. Descartes twijfelde dus niet aan zichzelf, maar aan de eenheid van lichaam en geest. Tegelijkertijd verschafte hij zichzelf twee stevige fundamenten.
Ik daarentegen denk dat mijn lichaam en geest een eenheid vormen. Bovendien twijfel ik niet aan de buitenwereld maar heb ook geen God als ‘vaste grond onder mijne voeten’. Ik twijfel dus misschien wel aan mijzelf.
Waar haal ik antigif vandaan tegen dat doorwoekerende gif, die alles doorbijtende twijfel?
Hoe creëer ik, kortom, onbetwijfelbare zekerheden, waarop ik mijn bestaan grondvest?
En is het niet een beetje laat mij dit af te vragen?
Wat ik wel weet is, dat de fundamenten uit mijn jeugd naarmate het ouder worden zijn gesmolten of aan gruzelementen zijn geslagen. Wat ik ook weet is dat voor die fundamenten uit mijn jeugd, steeds nieuwe fundamenten in de plaats komen, die gedurende langere of kortere tijd, voldoen. En wat ik zeker weet is dat deze fundamenten smelten als ik me op onbekend terrein beweeg, gedwongen of gedreven door nieuwsgierigheid, verlangen of ongedurigheid.
Als ik dat allemaal zeker weet, betekent dat dan dat ik misschien toch een fundament heb? De zekerheid dat ik me steeds opnieuw zal begeven in onbekende situaties, en dat ook daar een fundament te bouwen is, boven op dat ijs, dat betrouwbaarder is dan het lijkt?