donderdag 11 januari 2007

Wandelen zonder hond (Sjaak)

Misschien verzin ik het. Projecties zijn snel gemaakt. We denken dat anderen over ons denken, terwijl het niemand opvalt. Wat overheerst is een ongemakkelijk gevoel. Er ontbreekt iets aan me. Wat doet die vent hier? Ik besef dat ik anders ben. Het maakt dat ik meewarige blikken meen te zien. Ik loop door het Westduinpark. Zelden alleen. Op de smalle grintpaden ontwijk ik gepensioneerden en huisvrouwen die met hun luide ‘goedemorgen’ mijn wereld binnendringen . Ik ontbeer de fors uitgevallen schoenlepel met een modderige tennisbal erin. De riem om de nek. Ook fluit ik niet of roep een wanhopig ‘rakker’ naar het wuivende riet van de slootkant, ruw uiteengeduwd door een plonzend beest met moddernat buikhaar. Ik mis een hond om mijn aanwezigheid te verklaren. Een hond die een kwartier loopt te jengelen totdat zijn baas zuchtend de riem pakt ‘Vrouw, ik ben even de hond uitlaten’. Het is duidelijk: de hondenbezitter handelt uit plicht. Zijn wandelen heeft een doel. Ook de hond loopt er niet zomaar. Hij doet zijn behoefte, en niet willekeurig: nauwgezet plaatst hij geurvlaggen en snuffelt het laatste nieuws bij elkaar. Honden lopen nooit zomaar. Of zwemmen een rondje voor de lol. Ze doen hun werk. Ze brengen de prooi terug bij de baas en doen dat met een aandoenlijke ijver.
Misschien hebben honden Aristoteles wel op het idee gebracht. Volgens de antieke filosoof – nog steeds de meest geciteerde ter wereld - heeft alles in de natuur een doel; een telos – in oud-Grieks.
Bij dieren is dat duidelijk. Vogels bouwen niet voor niets een nest. Kokmeeuwen stampvoeten om wormen omhoog te lokken. En ooievaars vliegen naar Egypte om te overwinteren. Maar ook de dingen hebben hun bestemming. Een rivier stroomt naar de zee, en een steen rolt de berg af, omdat dit zijn doel is. Voor Aristoteles bestond er - in die zin- geen dode natuur. Hier doet de teleologie – de leer van het doel- vreemd aan. Alsof een voetbal vanzelf zijn bestemming vindt. Alles was doelgericht, voor de oude Grieken. Zo ook de mens die zijn voltooiing vindt in een deugdzaam leven.
Desartes trok dit in twijfel en Newton zette er definitief een streep doorheen met een sluitende theorie. Hij beschreef de fysica als een verzameling blind werkzame krachten. Geen teleologie, maar een enorme machine. Darwin deed iets dergelijks met de biologie: de evolutie kent geen vooropgezet doel. Volgens de wetenschap regeert het toeval en de best aangepaste overleeft.
Dit werpt de mens terug op zichzelf. Er is geen excuus meer voor zijn levenswandel. Geen ingebakken natuur of externe God die zijn gang bepaalt. Geen hiernamaals wat de aardse chaos zinvol kan maken.
Geen hond die daar over nadenkt. Dat maakt honden zo heerlijk onbezonnen. Ze rennen achter een tennisbal of hun hondenleven ervan afhangt. Voor hen heeft alles zin.
Er passeren een paar Nordic-walkers. Met fanatieke ernst marcheren ze met hun skistokken door het park. Hier wordt het tanende lijf opgepept. Dat is geen wandelen, meer. Dat is werk.