maandag 1 januari 2007

weerstand (Carin)


De aanleiding was hoofd- en nekklachten van mijn dochter. Maar inmiddels heb ik een eigen argument yogalessen te volgen: ik voel me er goed bij. Misschien is het beter te spreken van goed voelen nà de lessen. De lessen zelf vind ik een verschrikking. Niet om wie de les geeft, maar om wat ik moet doen. Yoga gaat over kracht en souplesse, met als uiteindelijk doel de geest te ontspannen. Of beoogt de yogi heer en meester te worden over het lichaam én de geest? Dus zet de yogi de geest aan en uit, onafhankelijk van invloeden buitenaf? Mocht dit zo zijn, ik ben in elk geval nog niet zo ver. Nu, na drie maanden, ben ik nog steeds bezig met aftellen als ik in een onmogelijke houding sta. De sport is momenteel het aantal getelde minuten op te voeren en zo te proberen steeds langer te blijven staan, ondanks de pijn, die zich telkens op een andere plek in mijn lichaam manifesteert.
Het heeft even geduurd, maar nu begin ik langzaam maar zeker te begrijpen wat er eigenlijk gebeurt. Mijn geest en lichaam bieden weerstand. Ze willen niet. Tellen is een remedie tegen opgeven. En de pijn is de weerstand van al mijn botten en spieren tegen de positie waar ik in ben gedwongen. Let wel, een positie die ik mijzelf aandoe, want ik hoef die lessen niet te volgen.
Onlangs, echter, toen ik in meesters favoriete houding stond; de kopstand, bleek ik in staat de pijn in mijn lichaam tegen te gaan. Dat wil zeggen, de weerstand op te geven. En, voor het eerst stond ik, zonder te tellen, misschien twintig seconden, misschien langer, in die meest gruwelijke van alle houdingen. Had ik daarmee de controle verloren, of juist de absolute controle verworven? Heb ik nu mijn eigen grenzen opgeschoven, of doorbroken? En, vraag ik mij af, is grenzenloosheid, misschien wel dé ultieme vorm van vrijheid, mogelijk door eindeloos in die kopstand te staan?
Wellicht is een beter te vragen naar de grenzen waarvan? De grenzen van de werkelijkheid, zoals Cervantes onderzoekt in zijn essay van Don Quichot? Of de grenzen van het intellect, zoals de filosoof Immanuel Kant onderzocht in zijn kritieken van de zuivere rede, de praktische rede en de kritiek van het oordeelsvermogen?
Misschien zijn de grenzen waar Cervantes en Kant naar op zoek waren wel vergelijkbaar. Kant wilde de wereld in haar geheel filosofisch doorgronden. Bovendien wilde hij zichzelf als denkend, zedelijk handelend en esthetisch voelend wezen begrijpen, waarbij hij zocht – en vond – een centrum waar alle activiteit en alle schoonheid naar gericht is, namelijk een goddelijk wezen. Het goddelijk wezen fundeerde Kants zoektocht. In deze tijd is het goddelijk wezen misschien verankerd in een zoektocht naar moraal die volgens Kant, in navolging van het naturalistisch idealisme van Jean-Jacques Rousseau, diep verankerd is in de menselijke natuur en die daarmee oorspronkelijk is, dus ongevormd en ongestileerd. Deze ongestileerde moraal is misschien terug te vinden in de figuur van Don Quichot, die, aldus de Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes, steeds vaker begrepen wordt als de aan de verbeelding van Sancho Panza ontsproten man, die frank en vrij, los van verantwoordelijkheden avonturen beleeft, zonder iemand kwaad te berokkenen. Grenzenloze verbeelding en daarmee grenzenloze vrijheid? Of grenzenloze vrijheid en daarmee grenzenloze verbeelding? En dat misschien allemaal mogelijk door een eindeloos durende kopstand?
In het nieuwe jaar dus toch maar even doortellen als ik weer eens gedwongen in die gruwelijke kopstand sta.