zaterdag 4 augustus 2007

Champagnac-le-vieux (Sjaak)


In januari is de bakker ermee gestopt. Er kwam geen opvolger. Volgende maand sluit het postkantoor en de Renault-garage verkoopt sinds kort geen benzine meer. Champagnac kampt, zoals zoveel Franse plattelandsdorpen, met leegloop. De superette is noodlijdend, maar gelukkig is zij een filiaal van een goedlopende zaak in de stad. Daarom kan de winkel nog open blijven, verzekerde de kassajuffrouw/schoonmaakster/vakkenvulster me.
Wij waren geschokt, mijn vrouw en ik, door het assortiment. De dood ligt er plompverloren in de schappen. Tussen de zonnehoeden, de vislaarzen en de kurkentrekkers in. We schoten spontaan in de lach toen we het zagen en praatten vrijuit, zoals toeristen doen die weten dat hun taal onverstaanbaar is. We fantaseerden over de boodschappenlijstjes van de dorpsbewoners. Een komkommer, een pak macaroni en - oh ja,niet vergeten - een marmeren gedenkplaat voor opa.
Je kunt kiezen uit verschillende goudkleurige teksten in de trant van ‘ Schepen vergaan, maar onze liefde blijft bestaan.’ Of ‘ Lieve moeder, ik mis je’ . De planken vol ‘begrafenis-souvenirs’ op deze plek, geven de dood een terloops karakter. Het verliest zijn bijzondere plaats en komt gelijk te staan met de dagelijkse levensmiddelen en de postzegels. Dat heeft iets wrangs. Het klopt niet met ons denken over de dood. De dood valt uit de toon op een boodschappenlijstje. Eigenlijk hoort de dood in geen enkel rijtje thuis, omdat met zijn komst ieder ordenen ophoudt.

Misschien was een Franse filosoof nu toepasselijker geweest, maar ik moest als eerste denken aan een opvatting van Martin Heidegger (1889-1976) Een filosoof met zijn wortels in het Zwarte Woud. Hij kenschetste de menselijke existentie als een ‘Sein-zum-Tode’, waarmee hij doelde op de fundamentele eindigheid van het menselijk zijn. Volgens Heidegger kunnen we niet filosoferen over het ‘ zijn’ als een abstracte grootheid. Als een ‘ iets’ dat losstaat van een inhoud. Ieder ‘ zijn’ heeft betrekking op een situatie. Je bent altijd ergens. Je hebt een plaats. Zelfs als je je alleen maar voorstelt dat iets bestaat, dan kun je dat niet zonder een vorm die een denkbeeldige ruimte inneemt.
De kern van het bestaan is hier-en-nu. Het is geen voorportaal voor een ‘hiernamaals’ of een aftreksel van een Platoons ‘ eeuwig zuiver zijn’. Het menselijk zijn is iedere keer opnieuw een mogelijkheid tot betekenis-geven. ' Het leven' bestaat niet, evenals 'de dood'. Het is altijd mijn leven, mijn concrete bestaan. En doodgaan doen we altijd zelf. Iedere dag opnieuw.

In zijn hoofdwerk ‘ Zijn en Tijd’ (1927) geeft Heidegger op geheel eigen wijze een analyse van de menselijke situatie als een zijn dat is geplaatst in de tijd. Een moeilijk te doorgronden boek, vol Heidegger-jargon, waar analytisch ingestelde filosofen zich nog steeds blauw aan ergeren. De talrijke Heidegger-adepten echter zweren dat dit een nieuw en veelbelovend geluid is in de Westerse filosofie van de twintigste eeuw.
Aanbeden en bestreden, wat je er ook van vindt: Heideggers gedachten prikkelen nog steeds. Onbedoeld sluiten deze reacties aan bij zijn denkbeelden. De schrijver dringt er namelijk opaan dat we onze beperkte tijd gebruiken door een bewuste keuze te maken voor het leven dat we willen leven. Daarin kunnen we gemakkelijk van plaats veranderen. Maar tijd-reizen is de gewone sterveling niet gegeven. Ons geboortejaar kunnen we niet uitwissen en de komst van ‘ Ijzeren Hein’ is onafwendbaar. Ons zijn is eindig en altijd verbonden met het tijdperk waarin we terecht gekomen zijn.

Misschien schuilt er een diepe wijsheid in de superette van Champagnac-le-Vieux. De dood wordt er niet weggestopt, maar is er deel van het dorpsleven. Het spoort de mensen aan om iedere dag opnieuw te kiezen. Binnen de beperkte mogelijkheden van dit leegloop-dorp.
De volgende dag, vlak voor het middaguur, maakte ik een foto - iets wat ik nog nooit heb gedaan in een winkel. Toerist in een superette. Denk altijd aan de sluitingstijd. Vooral in Frankrijk.