woensdag 22 augustus 2007

Panopticum (Carin)


Hij kon het niet meer verdragen, de bureaucratische neerbuigendheid en politieke hovaardij. Daarom stak de kunstenaar Rob van Koningsbruggen het projectbureau Wieringerrandmeer in brand. De aanleiding was de aanleg van een randmeer en de bouw van 2300 woningen op en rond de plek waar hij woont, even voorbij Den Oever in Noord-Holland. De inspraak- en informatieavonden die voor de bewoners van het gebied zijn gehouden bleken zoethoudertjes. De bewoners werden niet serieus genomen. Protesten haalden niets uit: zijn huis zou verdwijnen. Voor Rob werd het een obsessie.
Een paar dagen na zijn daad belde hij de politie met de mededeling dat ze hem konden komen halen. Hij was de dader en uit op een proces.
Mijn eerste kennismaking met Rob, lang geleden, bestond er in dat hij mij gebiologeerd observeerde. Toen en vele malen daarna, zag ik en voelde ik hem kijken. Altijd keek Rob en altijd op dezelfde manier. Voor het doelwit was dat ongemakkelijk en ook onbegrijpelijk. Toch was dat Rob ten voeten uit: kijken, tot op het detail en vastleggen, obsessief, dat wat hem intrigeert. Dat zou ook gelden voor het randmeer. De gedachte dat zijn zelfgecreëerd paradijs zou verdwijnen was voor hem onverdraaglijk. En neerleggen bij de situatie is voor hem geen optie.
Rob werd veroordeeld voor zijn daad en kwam terecht in de koepelgevangenis in Haarlem. Deze gevangenis is gebouwd in de vorm van een panopticum, analoog aan een door Jeremy Bentham (1748-1832) ontworpen model voor een gevangenis. De constructie van dit model bestaat uit een ring waarin doorzichtige cellen zijn geplaatst, met in het centrum een wachttoren die rondom uitzicht biedt. De bewaker, zelf onzichtbaar, heeft zo zicht op de gedragingen van alle gevangenen, vrijwel in een oogopslag.
Het panopticum is volgens de filosoof Michel Foucault een optisch machtsmechanisme en exemplarisch voor de 19e eeuwse disciplinaire maatschappij. In zijn boek Surveillir et Punir constateert hij dat disciplinerende machtswerkingen het gedrag van mensen indringender beïnvloeden dan de wettelijke macht. De grondgedachte hiervan is de mens door middel van disciplinering optimaal te laten functioneren in de maatschappij. Voor de gevangene geldt dat hij de ogen van de bewaker, die voor hem onzichtbaar is, op zich gericht denkt te weten, waardoor hij wenselijk gedrag gaat vertonen. De ogen van de bewaker worden zogezegd geïnternaliseerd door de gevangene. De bewaker heeft dan geen kind meer aan hem. De macht van de afzonderlijke wet wordt hiermee de macht van de norm van de bewaker die de gevangene zichzelf oplegt. Disciplinering draagt daarmee een gevaar in zich dat overeenkomt met wat wel genoemd wordt het prisoners dilemma. Een specifieke variant hiervan is tragedy of the commons.
Het prisoners dilemma wordt als volgt voorgesteld. Twee gevangenen worden verdacht van een zelfde misdrijf. Zij worden apart ondervraagd, waarbij voor beide gevangenen geldt dat er drie opties zijn: verlinken ze elkaar, dan worden ze veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf, zeggen ze niets, dan krijgen beide één jaar cel, en wijst de één de ander aan als schuldige, dan wordt de beschuldigende vrijgesproken tegen vijftien jaar opsluiting voor de schuldige. Met deze wetenschap zullen de gevangenen er naar streven de ander als schuldig aan te wijzen. De gevangenen hebben elkaar in hun macht en vanuit die wetenschap zullen zij eerder geneigd zijn de ander te verlinken, dan te streven naar samenwerking.
De tragedy of the commons vertaalt zich als volgt: als iedereen zijn vee op de commons laat grazen, dan dreigt er binnen afzienbare tijd een tekort te ontstaan. Het (be)heersende idee is dat als 'ik het niet doe, een ander het wel zal doen'. Zo houden mensen zichzelf en elkaar in hun macht en sterker, onder controle. En zo wordt de norm van de ander tot wet verheven.
Rob heeft een jaar lang verkeerd tussen criminelen, van wier daden hij niet op de hoogte wilde zijn. Eén week lang heeft hij in eenzame afzondering doorgebracht, omdat hem medicijnen werden geweigerd die hij al 30 jaar gebruikt. Nadat hij na een week totaal was doorgedraaid heeft de gevangenisdirectie alsnog besloten hem die medicijnen te verstrekken.
De disciplinerende werking heeft Rob niet gebroken, noch in het gareel gebracht. Hij is weer vrij en schildert als vanouds in zijn atelier, ergens bij Den Oever. De grens van het Randmeer is iets opgeschoven.
Zijn domein blijft behouden.

Gebak (Sjaak)


In Sint-Pauline is religie een gebakje. We zochten een pizza-broodje voor onze zoon, die in de camper bleef zitten, terwijl mijn vrouw en ik naamborden fotografeerden. Als verrassing voor mijn schoonzus Pauline. Een dorp genoemd naar een heilige, dat belooft wat. Maar kloosters of een overdaad aan kapellen ontbreekt. Wel vier bakkers op nog geen duizend zielen. Het dagelijks stokbrood is heilig in Frankrijk. Ook deze bakkersvrouw zag er oververmoeid uit. Ze doet geen moeite meer om de vliegen weg te jagen. Zeven dagen per week vult ze de manden met knapperig korstbrood en de vitrines met gebakjes. Ik heb niet gevraagd waarom ze ‘ Religieus’ gebak maakt. We waren op doorreis en erover fantaseren leek me leuker dan het feitje. Misschien eten de dorpelingen dit soort moorkoppen na de zondagsmis? Of was dit ooit het lievelingsgebak van de heilige Pauline? In dat geval had ik er een moeten kopen voor mijn schoonzus. Maar we reden het dorp al uit, richting de pelgrimsstad le Puy-en-Velay. Mogelijk heeft dat ermee te maken, bedacht ik onderweg. Hongerige pelgrims worden verleid door het glimmende chocoladeglazuur en de bolle vorm, met de belofte van zacht en zoet. Gebak is een belofte, het idee van vervulling, van mmmm … van lekker. Alsof een engeltje over je tong fietst. Misschien is dat de gedachte erachter.
Antieke filosofen, zoals Plato en Middeleeuwse denkers zoals Thomas van Aquino zouden ervan gruwelen. Op aarde diende het droge brood van de filosofie te worden gekauwd. Vroomheid was geen pretje. Het zoet werd pas geserveerd in het hiernamaals. Enkel toegankelijk voor wie de aardse verleidingen heeft weerstaan. Genieten en geloof stonden bij deze denkers op gespannen voet. De mens diende zich te verheffen, verder te kijken dan de aardse horizon van de zintuigen. De filosofie hielp daarbij een handje. Het leverde verschillende bewijzen dat God bestond.

Tot in de zeventiende eeuw was dit niet ongewoon. Ook Descartes maakte er nog gebruik van. Door God te bewijzen, kon hij aantonen dat de wereld zeker bestond. Maar dat was een omweg. Het ging hem om iets anders. Daar begon de boel te schuiven. Descartes maakte de mens tot het uitgangspunt van zijn filosofie. Het denkende ik leverde voortaan de zekerheid. De filosofie maakte zich gaandeweg los van religie. Ze richtte haar aandacht op het subject, de mens in zijn verhouding tot de zintuiglijke wereld. God verdween stilletjes naar de achtergrond. Filosofie was niet meer een trapje naar de hemel, het oude verheffings-ideaal maakte plaats voor een zoeken naar een nieuwe grondslag voor Waarheid. Het duurde een paar eeuwen, totdat Nietzsche (1844-1900) de kogel door de kerk schoot. Hij schreef onomwonden dat God dood was. Waarmee hij wilde zeggen dat we ons niet moesten richten op een wereld achter het zintuiglijke. De pelgrimstocht was een doel op zich geworden. De belofte van het hemelse gebak na afloop veegde hij van tafel.
De filosofie keerde zich hiermee af van het religieuze. Voor eens en voor altijd weigerde ze het instrument te zijn van welke geloofsovertuiging dan ook. Geloof en ratio werden gescheiden. Wat niet wil zeggen dat religie voor sommige denkers geen inspiratiebron meer was en is. Maar spreken vanuit openbaring en systematische argumentatie- op rationele gronden- werden twee verschillende zaken. Filosofie werd een wetenschap en religie werd in het Westen een levensstijl. Iets wat je erbij kunt doen, als je dat wilt.

Naast de religieuze moorkop ligt een roomhoorn met het opschrift ‘ Baba’ . In India staat dat voor ‘ vader’ en verschillende goeroes hebben dat als deel van hun naam. In Sint-Pauline kun je kiezen. Religie ligt er volop in de vitrine. In diverse smaken. Aan de overkant van de straat is de volgende bakker. Daar kopen we een pizzabroodje.

zaterdag 4 augustus 2007

Champagnac-le-vieux (Sjaak)


In januari is de bakker ermee gestopt. Er kwam geen opvolger. Volgende maand sluit het postkantoor en de Renault-garage verkoopt sinds kort geen benzine meer. Champagnac kampt, zoals zoveel Franse plattelandsdorpen, met leegloop. De superette is noodlijdend, maar gelukkig is zij een filiaal van een goedlopende zaak in de stad. Daarom kan de winkel nog open blijven, verzekerde de kassajuffrouw/schoonmaakster/vakkenvulster me.
Wij waren geschokt, mijn vrouw en ik, door het assortiment. De dood ligt er plompverloren in de schappen. Tussen de zonnehoeden, de vislaarzen en de kurkentrekkers in. We schoten spontaan in de lach toen we het zagen en praatten vrijuit, zoals toeristen doen die weten dat hun taal onverstaanbaar is. We fantaseerden over de boodschappenlijstjes van de dorpsbewoners. Een komkommer, een pak macaroni en - oh ja,niet vergeten - een marmeren gedenkplaat voor opa.
Je kunt kiezen uit verschillende goudkleurige teksten in de trant van ‘ Schepen vergaan, maar onze liefde blijft bestaan.’ Of ‘ Lieve moeder, ik mis je’ . De planken vol ‘begrafenis-souvenirs’ op deze plek, geven de dood een terloops karakter. Het verliest zijn bijzondere plaats en komt gelijk te staan met de dagelijkse levensmiddelen en de postzegels. Dat heeft iets wrangs. Het klopt niet met ons denken over de dood. De dood valt uit de toon op een boodschappenlijstje. Eigenlijk hoort de dood in geen enkel rijtje thuis, omdat met zijn komst ieder ordenen ophoudt.

Misschien was een Franse filosoof nu toepasselijker geweest, maar ik moest als eerste denken aan een opvatting van Martin Heidegger (1889-1976) Een filosoof met zijn wortels in het Zwarte Woud. Hij kenschetste de menselijke existentie als een ‘Sein-zum-Tode’, waarmee hij doelde op de fundamentele eindigheid van het menselijk zijn. Volgens Heidegger kunnen we niet filosoferen over het ‘ zijn’ als een abstracte grootheid. Als een ‘ iets’ dat losstaat van een inhoud. Ieder ‘ zijn’ heeft betrekking op een situatie. Je bent altijd ergens. Je hebt een plaats. Zelfs als je je alleen maar voorstelt dat iets bestaat, dan kun je dat niet zonder een vorm die een denkbeeldige ruimte inneemt.
De kern van het bestaan is hier-en-nu. Het is geen voorportaal voor een ‘hiernamaals’ of een aftreksel van een Platoons ‘ eeuwig zuiver zijn’. Het menselijk zijn is iedere keer opnieuw een mogelijkheid tot betekenis-geven. ' Het leven' bestaat niet, evenals 'de dood'. Het is altijd mijn leven, mijn concrete bestaan. En doodgaan doen we altijd zelf. Iedere dag opnieuw.

In zijn hoofdwerk ‘ Zijn en Tijd’ (1927) geeft Heidegger op geheel eigen wijze een analyse van de menselijke situatie als een zijn dat is geplaatst in de tijd. Een moeilijk te doorgronden boek, vol Heidegger-jargon, waar analytisch ingestelde filosofen zich nog steeds blauw aan ergeren. De talrijke Heidegger-adepten echter zweren dat dit een nieuw en veelbelovend geluid is in de Westerse filosofie van de twintigste eeuw.
Aanbeden en bestreden, wat je er ook van vindt: Heideggers gedachten prikkelen nog steeds. Onbedoeld sluiten deze reacties aan bij zijn denkbeelden. De schrijver dringt er namelijk opaan dat we onze beperkte tijd gebruiken door een bewuste keuze te maken voor het leven dat we willen leven. Daarin kunnen we gemakkelijk van plaats veranderen. Maar tijd-reizen is de gewone sterveling niet gegeven. Ons geboortejaar kunnen we niet uitwissen en de komst van ‘ Ijzeren Hein’ is onafwendbaar. Ons zijn is eindig en altijd verbonden met het tijdperk waarin we terecht gekomen zijn.

Misschien schuilt er een diepe wijsheid in de superette van Champagnac-le-Vieux. De dood wordt er niet weggestopt, maar is er deel van het dorpsleven. Het spoort de mensen aan om iedere dag opnieuw te kiezen. Binnen de beperkte mogelijkheden van dit leegloop-dorp.
De volgende dag, vlak voor het middaguur, maakte ik een foto - iets wat ik nog nooit heb gedaan in een winkel. Toerist in een superette. Denk altijd aan de sluitingstijd. Vooral in Frankrijk.